Van heine en verre



‘Mam, ben ik ook Drents?' Ik sta bij het schoolplein om mijn jongste dochter op  te halen van school, ze kijkt me vragend aan.

 

Afkomst. In de afgelopen elf jaar is het niet eerder ter sprake gekomen. Voor een spelend kind is het niet belangrijk. Voor kinderen is iedereen gelijk. Dat is een goeie vraag zeg ik. Waarom wil je het weten? Ze vertelt dat er in de klas iemand was die in het Drents iets kwam voorlezen. Hij vroeg of er ook kinderen uit Drenthe kwamen. Ze zegt dat ze niet wist wat ze moest antwoorden, want: 'Ik ben toch in de provincie Utrecht geboren?' Dat klopt inderdaad. Samen met haar vader heb ik daar tien jaar gewoond. 'Ik denk dat je ook Drentse bent. Je bent in Utrecht geboren, zeg ik. Je vader is geboren en getogen in Meppel en ik in Valthermond. Maar ik weet niet of alle Drenten dat met me eens zijn.' zeg ik haar. De man in de klas heeft vanmiddag een Drentse variant van Nijntje voorgelezen, vertaald door Daniel Lohues. Ze heeft er om gelachen, en er overigens weinig van verstaan. Drents is haar taal niet.

 

We rijden naar huis en we hebben het er niet meer over. Over cultuur hoeven we het ook niet te hebben, daar krijgt ze zelf wel iets van mee: op het schoolplein, in de klas, bij theater- en dansles. Ze wil niet met iedereen spelen, en niet iedereen met haar. Sommigen zelfs nooit. Daar kun je van alles bij voelen: boosheid, machteloosheid, veroordeling, uitsluiting. Niets menselijks is een kind vreemd. Voor een kind is iedereen gelijk, met sommigen heb je het soms leuk en anderen zijn soms stom. En soms wisselen die rollen. Zo gaat dat in de kindertijd. We stappen thuis uit. Zij gaat haar ding doen en ik ga verder met de voorbereidingen voor Snarenpluk, terwijl haar vraag naar afkomst nog even door mijn hoofd gaat. Ik kijk naar het lijstje namen met mensen van heine en verre die zich in ons team en onder het publiek bevinden. Iedereen komt voor muziek en om het samen goed te hebben.

 

Als het genoeg is, leg ik het weg en pak ik even later de krant. Er is een debat over paasvuur gevoerd in de raadszaal, zo lees ik. 'De traditie van het paasvuur mag niet door de randstadelite omzeep worden geholpen', zo staat er. Randstadelite is niet toegelicht, maar ik vermoed dat er mensen mee bedoeld worden die vanuit de randstad hier een nieuw leven proberen op te bouwen, en zich net als bijna iedereen mengt in de cultuur. Misschien bedoelt hij mij? Misschien bedoelt hij mijn nieuwe buren? Ik weet het niet. In de krant staat ook een reactie, iemand schrijft dat hij een 'Hier kun je Drents praoten.' sticker op zijn deur heeft. Dat is voor hem van belang. Hij geeft de wethouder gelijk. Ik kijk op en denk aan berichten uit de randstad, daar zijn mensen ook boos op mensen die niet in die streek geboren zijn en een andere taal spreken. Het lijkt wel of overal mensen proberen een leven op te bouwen... en het lijkt wel of overal mensen het leven proberen af te breken. Een grote brand die grote delen zelfreflectie, verdraagzaamheid, empathie en medelijden en humor heeft verbrandt. Hmm. Hoe moet ik dit uitleggen aan m'n jongste dochter?

 

Ik kijk naar buiten en ga terug naar het schoolplein. Daar is de bel allang gegaan. Op het plein wordt niet meer gespeeld. Achter, in de zandbak, zie ik een paar jongetjes. Ze spelen niet, maar gooien met zand naar elkaar. Het komt in de ogen. Steeds opnieuw. Van een afstandje zie ik het aan. Helder zien is er voor hen waarschijnlijk niet meer bij. Het zand zit ook in hun kleren, in de haren, in de mond en in de oren. Overal. Ze trekken aan elkaar en schreeuwen lelijke woorden. Hé huilt er eentje? Ik kan het niet aanzien en loop er naartoe. Als ik halverwege ben zie ik hoe een leerkracht uit school er naartoe stormt. De juf trekt ze uit elkaar. Ze stampt met haar voet op de grond. ‘Kain!’ Ze kijkt geirriteerd en vraagt wat er in hemelsnaam aan de hand is. Dan kijken de jongens verbouwereerd op en is het even stil. Ik loop weer weg. Als ik nog even omkijk zie ik hoe ze naar elkaar wijzen. en hoor ik over het schoolplein, opnieuw: 'Hij begon!'