Sientje



Ze zit vaak alleen voor de televisie. Zo hoort ze de stemmen in haar hoofd niet. Om haar heen een eiken houten tafel. Een gehaakt kleedje. Een onderzetter. Een beker melk. Op het dressoir links van haar staat een foto van de bakkerij, die ze met haar man runde, tot het niet meer ging. 


Hij is tien jaar geleden overleden. Hun enige kind is veertig jaar geleden overleden. Ze heeft er nooit met iemand over gepraat. Dat deed je niet. Nu niet en toen niet. Ze heet Sientje, ze is 79 jaar. Sientje krijgt nooit bezoek. Ze heeft ook geen contact met de buren in de wijk, behalve als de wijkagent voor haar deur staat. 's Nachts. Als het donker is schreeuwt ze wel eens uit het raam. Dan is ze de weg een beetje kwijt in haar hoofd. Dat is nu twee keer gebeurd. De buren leven hun leven, ze ergeren zich aan het lawaai in de straat. Aan de brommers en aan Sientje. Ze weten zich geen raad met haar. Sientje doet een beetje raar, maar ze wil ook geen hulp of verhuizen. Ze kan prima voor zichzelf zorgen. 


Ze heeft altijd in deze plaats gewoond. 'Ik heb geen probleem, dus ik hoef geen hulp. Het probleem zijn de instanties,' zegt ze na enige aarzeling. De loketten. Die maken je gek. Eerst beloven ze dat ze komen helpen, maar als ik na een paar maanden aan de beurt ben, hebben ze geen tijd om naar je te luisteren. Dan komen ze met iets waar ik geen zin in heb. Ze vragen mij nooit iets, zucht ze. Ze vertrouwt ze niet meer en gaat er niet meer heen. Nu loopt Sientje twee keer per week naar de huisarts, maar hij heeft het druk. Ze snapt dat wel. De mensen zijn allemaal druk tegenwoordig, zucht ze. Zelfs de dokter. Ze krijgt slaaptabletten van hem, zodat ze s nachts in elk geval kan doorslapen. 


Gisteren kwam ik Sientje tegen bij de supermarkt, waar ik haar zag worstelen met de zelfscan. Haar ogen stonden grijs en grauw. Ik hielp haar even. Zal ik even met je meelopen naar huis? vroeg ik daarna. Dat mocht. 


Onderweg zagen we de laatste bladeren van de bomen waaien, de kauwen dansen, en de mist in haar grijze haren. Ze vertelde me over haar leven. Over de bakkerij, over haar overleden man. Over de instanties. Ze is even helder van geest. Bij haar voordeur staan we nog even te praten, en daarna neem ik afscheid van haar. Kom je nog eens langs? vraagt ze. Ik haal mijn schouders op. Ik weet het niet. Dan word ik plots wakker. Het is na middernacht. Ik lig op de bank. De lamp en televisie staan nog aan. De afstandbediening ligt op de grond. Ik heb blijkbaar gedroomd. De warme melk is koud geworden. Sientje heeft me thuis gebracht.