In de auto



Het is een paar dagen geleden nu, maar ik krijg haar blik niet meer uit mijn ogen. Zoals die jonge vrouw naar me keek. Die wanhoop. Ik zat in de auto op de snelweg. Alleen. Zij zat op de achterbank in een auto die me inhaalde.


Ze was begin twintig. Had mooi haar, donkere ogen, maar haar jonge gloed zat verstopt achter een grijze wolk. Ze was niet van hier. Er zat een man naast haar, die haar stevig vasthield. Ze keek me aan. Het voelde niet goed. Het duurde slechts enkele seconden. 'Ik vergis me vast.' vertelde ik mezelf gauw toen ze voorbij reed. Want wanneer weet je wanneer je je gevoel kunt vertrouwen? Je intuïtie? Of dat wat je ingegeven wordt? 


Dus het is gewoon een stel op de achterbank van een auto onderweg naar Amsterdam. Paar dagen vakantie ofzo. Nee, het was geen vrouw onderweg naar een of andere hoerenkast.     Gevangen door de man die naast haar zat. Zij was niet één van de duizenden Oost Europese vrouwen die tegen hun zin in moeten... vul maar in. En dat terwijl ik in alle vrijheid met mijn gitaar op de achterbank naar een vriend rijd om samen wat muziek te maken komt die wereld via haar ogen toch ineens zo binnen. Hoeveel meter zit er tussen ons? Drie vier meter misschien? De onmacht en twijfel maakt zich meester van me. 


De auto met een roemeens kenteken waar ze in zit haalt me in, en terwijl ze me voorbij rijden denk ik terug aan de foto's en verhalen in het museum van Enschede die me een paar dagen geleden ook zo bij de kladden hadden. Van Ernst Coppejans. SoldOver mensenhandel, moderne slavernij. 40.300.000 slachtoffers wereldwijd, waarvan 4.800.000 mensen slachtoffer van seksuele uitbuiting. 4.800.000. 


Er schiet even door me heen dat ik achter haar moet rijden. Iets moet doen. Dat als zij dadelijk op een parkeerplaats stoppen langs haar portier rijden zodat ze snel in mijn auto kan stappen. En ze zo kan ontsnappen aan wat deze mannen voor haar in petto hebben. Ofzo. 


Maar zij gaan door. En ik sla af. Ik heb me vast vergist. Of ik ben te laf. Nee, er was vast niks aan de hand. 


Toch vreemd. Ik krijg die blik in haar ogen niet meer van mijn netvlies.