De ring



Mijn hoofd duizelt nog een beetje na van het college van vanmorgen. Ik ben begonnen met een theologische verdiepingscursus over het Niet- Weten in relatie tot Thérèse van Lisieux. Ik hoorde over de achtergrond waartegen haar levensverhaal moet worden verstaan. In een uur tijd trekken we door bijna 2000 jaar geschiedenis rond het denken over zijn en niet-zijn, over het weten en het niet-weten. Mystiek. Om te landen bij schoonheid, waarheid en goedheid, zoals Plato aanslingerde lang geleden. 


Bij schoonheid kan ik me wel iets voorstellen, waarheid vind ik lastig en terwijl ik door de straatjes van Nijmegen loop kauw ik nog wat op goedheid. Het was iets met overvloed. Pijlen van liefde. Barmhartigheid. Ontferming. Zichzelf vergeten. Het welzijn van de ziel. Ik loop rondjes en heb het nog niet scherp. 


Het is stil in de straat. En terwijl ik orde probeer te scheppen in mijn gedachten hoor ik wat geschreeuw vanuit een winkel. Een winkel met truien, mooie kleurige truien. Ik heb een nieuwe nodig dus ik stap er naar binnen. 


Er is niemand in de buurt. Binnen zie ik waar het geschreeuw van zonet vandaan komt. Bij de kassa staat een man tegen de eigenaar te schelden dat het niet eerlijk is. Dat hij de ring in juni heeft gekocht en dat het niet oke is dat het nu stuk is. 'U bent een spirituele man, zegt de klant, 'u mag mensen niet bedonderen.' De man zegt niets. Hij luistert. De boze man staat te stampvoeten en met zijn handen te gebaren. Hij ziet er wat dreigend uit. Ik zie het even aan. 


Kort nadat ik binnen ben stappen ook politie agenten de zaak in. Die zijn blijkbaar gealarmeerd. Ik kijk naar de truien terwijl zij navraag bij beide mannen doen over hun geschil. 


De scheldende man beweert dat de eigenaar liegt, dat hij zelf niet veel geld heeft en dat de eigenaar mensen niet goed behandelt.  Vervolgens hoor ik de eigenaar zeggen dat de ring niet in zijn winkel gekocht is, maar dat de man nu wel een nieuwe mag uitzoeken. 'Dat is erg aardig van u,' zegt de politievrouw, 'maar dat hoeft u niet te doen.' De man zwijgt. Ik ben inmiddels bij de gebedsvlaggetjes aanbeland en hoor het van een afstandje aan.


De man kiest een ring. De eigenaar zegt daarna heel rustig: 'Dit is het laatste dat je krijgt. Ik wil je hier nooit meer zien.' De man stemt toe. Hij vertrekt. De politievrouw tikt de ID gegevens van de schreeuwende klant in haar telefoon en vertrekt ook. 


Ondertussen heb ik een wollen trui gevonden en loop ik naar de kassa. Daar staat de man zwijgend naar buiten te kijken. Hij heeft zachtaardige ogen. Hij straalt iets vredigs uit. Ik kijk naar hem en zeg niets. Hij draait zich naar me toe en zegt: 'Er zijn heel veel goede Nederlanders mevrouw. Ze helpen mij in mijn thuisland Tibet. Ik weet wat onderdrukking is. Ik geef mijn geld daar aan de thuislozen. Ze hebben niets.' Ik knik en hij vervolgt met: 'Deze man is ook dakloos, heeft ook niets. Niet eens een eigen thuis. Hij krijgt nu de ring van mij, want ik weet dat er ook veel goede mensen zijn. Met deze ring kan hij de dingen kopen die hij nodig heeft om te leven. Met zijn leugens.'


Hij zucht, pakt een tasje voor de trui en zegt: 'Het is de derde keer dat hij hier was. Ik hoop dat hij nu wegblijft.' Hij zucht nog een keer. Hij lijkt bewogen door de ellende van de schreeuwer. 'U bent goed voor deze wereld,' zeg ik, 'maar ook geen weggeefwinkel toch?' Ik kijk hem vragend aan. Nee, zegt hij, 'maar ik krijg dit op een andere manier wel terug.' Ik vraag niet door. Ik betaal mijn trui en loop de winkel uit. Knik naar de politievrouw, zucht en haal mijn schouders op. En terwijl ik me weer in de vreemde stilte van de straat begeef vraag ik me even af of mijn vraag over wat goedheid is, nu beantwoord is.