Hij wilde weten hoe ze was


Hij wilde weten hoe ze was. Hoe hun blikken elkaar zouden kruisen. Hoe ze zou kijken als hij naar haar keek. Hoe speels ze voor hem zou dansen. Hoe hij met haar danste en haar heupen bewogen in het avondlicht. Hoe zijn handen zachtjes over haar huid zouden glijden. Hoe zacht haar huid was. Hoe ze zou kreunen van genot. Haar hoofd tegen zijn borst. Haar haren op zijn huid. Hoe ze zou kijken als ze die avond de eerste keer klaar zou komen. Die schoonheid. Hoe haar lichaam heen en weer golfde als hij haar zou likken. Hoe zoet ze zou smaken. Hoe extatisch ze samen uiteindelijk zouden zijn. Hoe ze tegen de ochtend zou huilen in zijn armen. Een hete zomernacht. Dat zou het zijn. Het was ook al zo lang geleden. 


Gewoon een keertje langskomen had ze gezegd. Zonder verdere bijbedoelingen. Daarop had hij haar uitgenodigd. Wat kon er mis gaan? Hij was bloednerveus. Hij wilde niet fout zijn. En hij had ook geen idee hoe gek zij op hem was. Er was altijd wel een meisje. Over haar werd wel beweerd dat ze een lijstje met gebroken mannenharten had. Mannen die na één keer verliefd op haar waren geworden. Of het waar was dat wist hij niet. Er werd wel meer geks verteld. Hij zou hoedanook kapot gaan aan haar dacht hij zelf. Daar was hij eigenlijk wel zeker van. Zo was het immers altijd gegaan. Uiteindelijk praten ze allemaal je hart aan flarden. De angst voor die pijn gierde al dagen door de aderen. Waar was hij in hemelsnaam aan begonnen? Vluchten en afstand bewaren was toch veiliger geweest. En verstoppertje spelen kon hij als de beste. 


Maar hoe kon hij haar gloed weerstaan? De kleur van haar ogen had hij heel helder voor de geest. Ze konden het ook veel te goed met elkaar vinden, en nu had de begeerte zich de laatste weken meer en meer meester gemaakt van zijn verstand en wil. Hij werd zo geil van haar blik, haar lach, haar stem, haar woorden. Hij schaamde zich wel eens voor zijn zondige vlees en gedachten, maar hij moest en zou zijn zaad in haar poten. Als zij dat aan hem zou vragen. Vanavond. 


Hij had zijn huis daarom een beetje opgeruimd. Zijn lakens dan toch maar verschoond. Gedoucht. Stofgezogen. Beetje eten voor haar gekookt. Telefoon uit. En nu belde ze aan. Met trillende benen liep hij naar de deur. De versmelting en zijn dood tegemoet.



En toen schrok hij wakker. Alleen. Badend in het zweet. Hij had het gelukkig allemaal alleen maar gedroomd.