Briefje aan Vincent


Beste Vincent,


Daar ga je. Je naam en je werk worden straks ingezet om de toeristen naar hier te trekken. De provincie trekt de portemonnee. Eindelijk! 140 jaar na je komst gebeurt er wat. Er komt een plan zodat iedereen weet dat jij hier ook us was en de schoonheid van onze regio kan proeven. Ik stel me nog meer boeken, tentoonstellingen en wandelroutes voor. Restaurants, hotels en campings zullen vol zitten. Bussen met Aziaten onderweg naar Amsterdam Rocks. Trotse wethouders. Handel. Ach, we hebben al zoveel geld aan jou verdiend beste kerel. Het is te hopen dat het arme volk waar jij je mee verwant voelde, er op een dag ook us rijker van wordt. Dat kinderen in Zuidoost Drenthe bijvoorbeeld evenveel op maat geserveerde hoogwaardige cultuureducatie krijgen voorgeschoteld als aan de westrand van Nederland. 


Daar ga je jongen. Drenthe is na jaren met een zekere desinteresse straks ook trots op jou. En terwijl ik je schrijf schiet een levensverhaal van een vrouw die jou hier nog heeft zien lopen door me heen, spelend met de kinderen. Hoe ze hier niks van jou als kunstenaar moesten weten. Maar dat waren andere tijden Vincent. Intussen is de mentaliteit hier anders. 


Het verhaal over jou met de spelende kinderen bevindt zich in het archief van mn vader. Wat mij betreft blijft het nog maar even daar. Er moeten geheimen blijven. Net als dat er nu lelijke kassen staan op de grond waar jij rondzwierf, dat houden we ook maar beter stil. Daar gaan ook geen wandelroutes langs. Dat jij gezien hebt hoe mooi ongerept het hier toen was, daar gaat het om. En we zijn na WO II ook gewoon gek op het romantiseren van onze historie en cultuur. Het verschaft ons een zekere identiteit. Bovendien willen we iets om de absurde werkelijkheid, het alledaagse te ontstijgen of juist de schoonheid ervan te ervaren. Een droom. Een held. Een verhaal om tegen aan te leunen, en een beetje geld mee te verdienen. 


Vincent, jouw werk en aanwezigheid hebben een onuitwisbare indruk op me gemaakt. Als ik voor jouw werk sta schieten ongeacht het seizoen de tranen gemakkelijk in mijn ogen. Het ga je goed, jouw leven gaat hier door, het houdt ons de kachel goed aan de gang en brengt brood op de plank. We wonen inmiddels in stenen huizen, en ook al is de boel scheef verdeeld in Nederland. We zijn ver weg van de armoe waar jij destijds in woonde, ver weg van eind 1883, toen je na drie maanden Zuidoost Drenthe berooid verliet.