Kobus en Sofietje

Hoe het nietszeggende leventje van Kobus en Sofietje op een dag veranderde



Er was eens een heel klein mannetje, hij woonde diep in het bos. Niemand kende zijn naam. Kobus had hele grote voeten en een kleine neus. Zijn ogen waren blauw, en hij had krullen in zijn haar. Kobus sprak met de dieren in het bos. De eekhoorn deelde zijn nootjes met hem en soms sliep Kobus in een nestje van de vogels. Kobus kon ook heel goed klimmen. 


Op een dag kwam er vrouwtje vlakbij de plek waar Kobus graag in het water zwom. Kobus hoorde de ochtendkikker met haar kwaken. Het vrouwtje had een lange jurk aan met veel kleuren en twee staarten in het haar. Ze danste bij het water en hij hoorde hoe ze met de vogels zong. 


Kobus schrok. Met zijn grote voeten sprong hij op en wist zich geen raad. Wie kwam er in zijn bos? Niemand kende deze plek toch? En nu stond hij ineens zowat oog in oog met dit bijzondere vrouwtje. Kobus snapte niet wat er met zijn lijf gebeurde, en kroop een beetje in elkaar. Gauw sloop hij naar een jeneverbes, wachtte even, en keek toen stiekem een poos naar haar.  


Het vrouwtje hoorde hem dichterbij komen. In het dorp noemden ze haar Sofietje, voor zover ze wist, want er was niemand die met haar sprak. Sofie was ook apart. Ze was graag tussen de bomen, en werd vaak het bos ingestuurd door mannen uit het dorp. Sofie was een vrolijk en vrijlijk vrouwtje, en daar konden ze in het dorp niet goed tegen. Sofie sprak met bomen, en ook met de dieren in het bos. Het vrouwtje kwam waar niemand durfde te komen, zong haar eigen lied en klom hoog in de bomen


Toen ze Kobus verstopt achter de jeneverbes zag zitten, dacht ze 'Goh wat een vrolijke grappige mannetje, ik denk dat ik daar wel mee lachen kan.' Ja, ze zag meteen dat Kobus anders was. Zo'n mannetje had ze in het dorp nog nooit gezien. Ze zag zijn grote voeten en zijn kleine neus, en gekke krullen in het haar. En hij liep een beetje raar. 


Sofie wist niet wat haar overkwam en ze viel een beetje uit mekaar. De eikenboom die het zag gebeuren, zei: 'Ga maar even boven in me zitten dan kun je alles weer goed zien'. Het vrouwtje slaakte een diepe zucht, klom tot in de toppen van de boom, om over het bos kijken en het Drentse land weer te overzien. Daar zat ze dagen te dromen over het mannetje met grote voeten, een kleine neus en krullen in het haar. Ze moest lachen als ze aan hem dacht, hij liep toch ook een beetje raar. 


Het is al lang geleden, maar ze zeggen dat Sofie nog steeds hoog in de bomen zit, dus ga met volle maan maar eens diep in het bos. Dan zul je haar zeker vinden vlakbij het hol van de vos. 


En Kobus? Hij raakte aan de kook, en vluchtte naar zijn hutje, kocht zich later in het dorp een gitaar, om het melodietje te spelen dat hij hoorde van het vrouwtje met de lange jurk en twee staarten in het haar. 


Dat melodietje zit hij nu nog steeds te spelen bij de ingang van zijn hut. Boven in de boom hoort Sofie hem altijd spelen en ze zingt sinds die vreemde dag met hem mee. Als je heel diep in het bos bent, open dan je oren, dan hoor je ze alle twee.