Uit de bundel: wat het huis wegbrengt brengt het huis ook weer thuis



Dieper Graven

 

Simon en ik lopen over het kerkhof. Ik heb hem meegenomen naar Zweeloo, waar Vincent van Gogh een tekening maakte van het kerkje. Lopen op een kerkhof is bijzonder, want op het kerkhof is iedereen gelijk. Je voelt ook dat je gelijk bent, in welk seizoen je hart zich ook begeeft. De man die even verderop een graf in orde maakt, kijkt even op als hij ons ziet lopen. Ik steek even mijn hand omhoog, opdat hij weet ik hem ook heb gezien. We gaan langs de graven, met teksten als 'Met Christus verrezen' en 'Hier rust' ten teken dat er blijkbaar geen onrust is in de dood. Op het kerkhof hangt een serene sfeer. De oude boom die zichtbaar is vanaf de ingang van de kerk komt langzaam in bloei. Het heeft vast al veel zielen zien komen en gaan.

 

'Wat is de tekst die op jouw graf moet komen?' zegt Simon als we terug naar het kerkje lopen. Zijn vraag komt uit het niets. Daar is hij goed in, maar toch schrik ik ervan en zwijg. Hij blijft even staan en vervolgt met 'Als je er over nadenkt wat voor een tekst op je graf zou kunnen staan, kom je zelf tot leven. Je kunt als het ware door de tekst om jezelf heen lopen, zoals je om een oude boom kunt lopen. Bovendien blijken woorden of teksten dan ineens ook meer diepte te hebben, dan je aanvankelijk dacht.' Ik laat het even bezinken. Zijn vraag lijkt me gegrond, maar ik ben er niet één, twee, drie uit. We lopen verder.

 

'In brieven van Vincent van Gogh, waar ik nu over lees, staan mooie teksten over Drenthe.' zeg ik tegen hem. Ook om mijn gedachten even van zijn vraag weg te leiden. Hij kijkt op. 'Wat dan zoal?' vraagt hij nieuwsgierig. Ik zeg: 'Deze bijvoorbeeld: 'Maar wil men groeijen, men moet in de aarde vallen. - Dus zeg ik tot U, plant U in de grond van Drenthe - gij zult er kiemen."

 

Vincent schreef dit in 1883 aan zijn broer Theo. Zo dringt het nog meer tot me door dat ik over dezelfde grond loop als hij. Alsof zijn leven doorgaat in mij.

 

Zijn graf is trouwens eenvoudig: een naam en een tijdspanne, en naast zijn broer. Geen grote woorden, geen praal. Het had in Drenthe kunnen zijn.' Dan is het even stil. We kijken de kerk in. De deur staat open. 'Ik weet niet eens of je me moet begraven.' zeg ik. 'Eerst maar eens beter gronden in Drenthe zoals Vincent je heeft vertelt.' concludeert Simon. Ik lach, en herhaal: 'Kiemen in de grond vanwaar ik kom.' 'Hier kom je toch ook vandaan?' vraagt hij. We kijken elkaar aan. 'Ja,' zeg ik, 'ik weet het...... Hier kom ik weg.'



 

Lammetjes

 

 

In de polder bij zee is niets te beleven. Ik ga er graag heen. De droge kleigrond op de kwelder. Het hekwerk op de dijk. Verder is er echt niks. Hier neemt de leegte mijn eigen gedachten. Het is hier ook zo stil. Niemand hoort me.

 

Het enige wat er vandaag is, zijn de zwermen vogels, de schapen en ik. Ik loop de dijk af en na een paar kilometer plof ik langs de kweldersloot tegen het hek. Ik kijk naar een zwerm vogels, ik wil ook wel vliegen. Dan valt plots de wind even weg en nemen mijn gedachten die ruimte in. En net als ik op het punt sta om daarmee het universum te vervloeken zie ik vlakbij twee zwarte lammetjes staan. Ze scharrelen aan dezelfde kant van het hek als ik. Moederschaap staat aan de andere kant. Die blaat naar ze.

 

Ha denk ik, die zijn even op avontuur. Leuk, als pubers even op pad. Maar al snel blaten de schaapjes zelf even hard als hun moeder. Ze willen weer naar haar toe zie ik, maar ik zie met hen dat het gaas ertussen zit. Ik kijk voor me uit en denk: 'Die vinden hun weg zelf wel terug.' Maar, ze blijven maar roepen. Steeds harder. Ik kijk er naar. Het is een sneu gezicht. Ze stoten onbeholpen met hun kop tegen het hekwerk. Oei. Ze kunnen het gat aan de onderkant van het hekwerk echt niet vinden. Nu kan ik mezelf niet helpen, ik moet iets doen. Dus ik sta op en loop naar ze toe. Daarop blaten ze nog harder. Hoog. Ze roepen om hulp, niet van mij natuurlijk maar van hun moeder. Maar ja, die is aan de andere kant.

 

Op dit moment is er in dit landschap echter niemand die ze kan helpen, behalve ik. Moederschaap kijkt naar mij. Nee, ik weet ook niet hoe ze hier terecht zijn gekomen. De lammetjes zien natuurlijk ook niet dat ze zonder mijn hand niet aan de overkant komen, denk ik terwijl ik in de ogen van moederschaap kijk. We praten even. Ik zeg vervolgens tegen de lammetjes dat ze om mij niet bang hoeven te zijn, of op de vlucht hoeven slaan. Dat ik ze kom helpen. Niet iedereen gelooft dat.

 

Ze lopen danook onrustig heen en weer langs het hek. Hmm. Ik loop vaker door het veld. Ik heb dit eerder meegemaakt, en als ik nu ook onrustig ga doen wordt het natuurlijk helemaal niks. Daarom zet ik voorzichtig nog een stap naar voren, en wacht af. Het duurt even. Als ik heel dichtbij ben, keert de rust een beetje terug. Het ene schaap vindt het gat door het hek gelukkig zelf terug. Goed zo, complimenteer ik het beest. Het andere lammetje blijft echter zijn kop stoten. 'Sjonge, da's ook niet handig,' zeg ik hardop. 'Er zit zelfs al een klein wondje op je hoofd.' Alsof hij me verstaat hè?! Dan doe ik langzaam nog een stap naar voren en leg rustig mijn handen om het beest heen. Och hij is lief en zo lekker zacht. En terwijl ik hem optil voel ik ook dat hij veel lichter is dan ik dacht.

 

Het lammetje kan nu even geen kant op, en ik zie dat ie dat niet gewend is. Hij klapt uit onmacht onhandig met zijn poten. Hij heeft niet in de gaten dat ik hem dadelijk ook weer loslaat. Weet hij veel. Dan doe ik een stap opzij en zet het beestje over het hekje, waarna hij weer naar zijn moeder rent. Tevreden kijk ik er naar. Zij blaat een keer, en de lammetjes drinken. Ik groet haar, loop weer naar mijn tas en ga weer zitten. Iedereen is weer thuis.